Dat was ze dan ook geweest. Haar eerste zinnen beschreven iedereen uit het ‘grote leven’ die ze had gekend, en de namen van degenen die haar nog steeds niet waren vergeten. Mensen uit de wereld van de Grote Kunst waar ik vast wel van had gehoord ‘Zo, dan weet je tenminste wie ik ben!’
Ze vervolgde: ‘Mijn moeder is overleden aan een scheur in de aorta en ik denk dat ik hetzelfde heb, maar wil dat zeker weten. Daarom ben ik hier.’ Zo maakte ze me onderdeel van het toneelstuk dat haar leven was.
Hoewel al ver in de zeventig, was het flirten waarschijnlijk een levenslange gewoonte die niet meer viel af te leren. ‘Je bent een aantrekkelijke man’ koketteerde ze. ‘Zeker veel last van de vrouwtjes?’ Eigenlijk niet, alleen af en toe van oudere dames, maar dat voelde niet vervelend.
Ze had wel gelijk: een scheur in de aorta, vlakbij het hart. Ze besloot: ‘Daar gaan we niets aan doen, maar dan weet ik tenminste dat ik nog twee jaar heb, net als mijn moeder.’ ‘Ik kom wel weer langs om bij te praten, je bevalt me wel.’
Met tussenpozen kwam ze langs, steeds vergezeld door leuke jonge vrouwen. ‘Oh, dat zijn buurvrouwen,’ vertelde ze nonchalant, ‘die brengen mij, want het is beter als ik zelf niet meer rijd.’ Toen ik een opmerking maakte dat het fijn was als je zulke buurvouwen had, raakte ze geïrriteerd, alle aandacht moest naar haar en zeker niet naar die frisse, vitale vrouwen.
Ze ging steeds verder achteruit en had meer hulp nodig. Die dag kwam ze weer in vol ornaat op, vergezeld door twee buurdames. Het hadden haar dochters kunnen zijn. Ze stuurde ze weg, want ze wilde het podium weer alleen voor zichzelf. Het was duidelijk dat het alleen zijn thuis niet meer ging. Toen ik vroeg hoe ze de noodzakelijke ondersteuning dacht te organiseren, maakte ze een theatraal gebaar richting buurvrouwen die in de wachtkamer waren achtergebleven. ‘Ik heb een geweldig cordon bleu om me heen,’ zei ze, alsof dat voor haar een vanzelfsprekendheid was. Niet begrijpend keek ik haar aan. Ineens stokte de voorstelling, ze was het contact met haar publiek kwijt. ‘Cordon bleu?’ vroeg ik. Ze keek vertwijfeld, als in paniek, ontmaskerd, doorzien. Het moment was weg, definitief. ‘Ik bedoel natuurlijk cordon sanitair,’ mompelde ze, ‘ik ga nu weg.’ Ze vluchtte de spreekkamer uit. En ik liet haar gaan.
De volgende morgen hoorde ik dat ze dood op bed was gevonden.
Bert Baas is longarts en coach / supervisor voor medici.
HIER vindt u meer informatie over onze bloggers.
Rechtstreeks contact opnemen met de auteur kan HIER.
(Werkt dit niet, dan is uw mailprogramma hier niet voor ingesteld. Dan kunt u hieronder met het formulier een reactie achterlaten.)