De jonge co-assistent zat als een volleerd arts achter het bureau; hiervoor had hij het al die jaren volgehouden. Zelfs een pieper in zijn borstzakje, en de patiënten die zonder aarzeling ‘dokter’ tegen hem zeiden. Zo ook de volgende patiënt wiens verhaal hij zelfstandig mocht afnemen. De verwaarloosde man kwam alleen. Eenzaamheid en alcohol waren al diagnoses die door de arts in de wachtkamer werden gesteld. Een duidelijk geval van wat toen nog ‘reumatiek’ heette, met de bijbehorende kromme, stijve vingers. Nee, veel hoefden ze hem niet meer te leren: goed je theorie beheersen en systematisch de rijtjes langslopen.
De patiënt kleedde zich aan. ‘Dokter, denkt u dat onaneren slecht voor me is, of dat ik het daarvan heb gekregen?’ Vulpen abrupt neer, barsten in het zelfvertrouwen: ‘Wat zegt u?’ ‘Kan het van onaneren komen?’ Niet begrijpend en al op weg naar paniek keek de jonge co-assistent de man aan. En de rollen waren ineens omgedraaid. Rustig ging de man zitten en keek met verwondering, of was het teleurstelling, de arts aan. ‘Weet u wel, masturberen’ en toen er nog niet snel genoeg herkenning volgde: ’rukken, weet u wel, zelfbevrediging.’ Nu waren ze er eindelijk. Zonder verder nog op reactie te wachten vervolgde de man: ‘u moet weten dat ik dat wel drie keer per dag doe, en soms vraag ik me af of dat eigenlijk wel goed voor me is, maar als u denkt dat het teveel is dan moet ik minderen, maar dat zal niet meevallen.’
Ineengefrommeld als het cellofaan papier van een bos bloemen, zat onze co- assistent de man verdwaasd aan te kijken. ‘Onaneren’, nog nooit van gehoord. Dat je zoiets aan een dokter durft te vragen, de man was al over de zestig. En dan zo vaak, was dat wel normaal? Verbeeldde hij het zich, of deden zijn handen ook al pijn? Verward antwoorde hij: ‘Ik denk niet dat het daarvan komt,’ even een aarzeling, ‘anders zou de hele wereld vermoedelijk gewrichtsklachten krijgen.’
Die ochtend wilde het spreekuur verder niet meer lukken; dat hij dat woord nog niet kende en dat je over zoiets sprak! Hij had niet geweten hoe te antwoorden en die man leek het heel vanzelfsprekend te vinden om hierover te praten, zonder schaamte. Zou er literatuur bestaan over ‘hoe vaak’ acceptabel is? Hoe kun je zoiets navragen zonder de verdenking over je af te roepen dat je een probleem hebt?
In de middagpauze vluchtte hij naar buiten, naar een terras. Even bijkomen. Daar liep die patiënt, aan het tasje te zien net boodschappen gedaan. Hij zag onze co- assistent ook en knikte als herkenning, geen gêne. Op weg naar huis. Zou hij het daar weer gaan doen, je weet wel, dat ona …? Hij moest dat woord straks toch eens opzoeken; hij had er nog nooit van gehoord.
Bert Baas is longarts en coach / supervisor voor medici.
HIER vindt u meer informatie over onze bloggers.
Rechtstreeks contact opnemen met de auteur kan HIER.
(Werkt dit niet, dan is uw mailprogramma hier niet voor ingesteld. Dan kunt u hieronder met het formulier een reactie achterlaten.)