Ook de groei van het aantal inwoners van Nederland (van 16,5 miljoen in 2010 naar 17,2 miljoen in 2025 ) zal bij een gelijkblijvende vraag naar huisartsenzorg leiden tot een forse toename van contacten met de huisarts en praktijkondersteuner. In 2010 bedroeg het aantal contacten ongeveer 95 miljoen, in 2025 wordt dit bij gelijkblijvende vraag ongeveer 109 miljoen. Waarschijnlijk gaat het om nog meer contacten, want er is geen sprake van gelijkblijvende vraag. Ouderen krijgen steeds vaker chronische ziekten en de multimorbiditeit neemt toe. Bovendien verschuiven steeds meer taken van de tweede lijn naar de eerste lijn. Uitgaande van de sterk groeiende groep van co- en multimorbide patiënten lijkt het onwaarschijnlijk dat het huidige generalistische aanbod van de huisarts voldoende aansluit op de behoefte van de doelgroep.
Dit werd onlangs nog eens ondersteund door de cijfers die VeiligheidNL naar buiten bracht (Vallen 65 jaar en ouder, oktober 2016). Volgens deze organisatie is het aantal 65 plussers dat na een val op de spoedeisende hulp belandt in 10 jaar met 40% gestegen. Dat is meer dan op grond van de vergrijzing valt te verwachten. Waarschijnlijk is de reden hiervoor dat mensen langer thuis blijven wonen en er onvoldoende aandacht is voor de risico´s. Ouderen die vallen blijken vaker co- of multimorbide te zijn en 80% gebruikt meer dan vijf soorten medicijnen. De medische kosten door deze valpartijen liepen volgens VeiligheidNL in 2015 op tot 912 miljoen euro. Valpreventie zou een oplossing kunnen bieden. Het is de huisarts die als eerste kan bepalen of een patiënt onder de risicogroep valt, maar het is de vraag of de huisarts eraan toekomt om in overleg met andere partijen de preventie te organiseren.
Bij de zorg voor ouderen is de complexe diagnostiek een probleem. Sommige ziekten manifesteren zich bij ouderen anders dan bij jongeren, wat het risico van onder- en overbehandeling met zich mee brengt. Het komt vaak voor dat verschillende vakspecialisten medicijnen voorschrijven die elkaar niet goed verdragen, zodat deze medicijnen niet werken of er ernstige bijwerkingen optreden. Er is sprake van polyfarmacie als een patiënt vijf of meer geneesmiddelen uit verschillende therapeutische groepen of subgroepen chronisch gebruikt. Uit een onderzoek van het RIVM uit 2013 (Polyfarmacie bij kwetsbare ouderen) blijkt dat 30-45 procent van de 65-plussers, in totaal tussen de 750.000 en één miljoen mensen, dagelijks vijf of meer verschillende geneesmiddelen gebruikt. Voor bijna 20 procent van de 75-plussers (circa 200.000 mensen) loopt dit aantal op tot meer dan negen. Sommige van deze medicijnen zijn niet, of niet meer, nodig (overbehandeling). Ook is er soms sprake van onderbehandeling: dan is een geneesmiddel wél nodig, maar wordt het niet voorgeschreven. Vooral bij kwetsbare ouderen kan de inname van veel medicatie leiden tot onnodige ziekenhuisopnamen.
Dit zijn slechts twee voorbeelden van problemen die zich bij ouderen voordoen en die gerichte kennis vereisen. De toename van de complexiteit van de zorgvraag in de eerste lijn vraagt om een andere aanpak. Het kan niet anders dan dat de differentiatie van de vraag leidt tot de differentiatie van het aanbod. De gewone huisartsenpraktijk is onvoldoende afgestemd op de oudere doelgroep. De ouderendokter gespecialiseerd in multimorbiditeit heeft daarom de toekomst.
Mémé Bartels is marktstrateeg en interim manager. Zij is directeur van Science + Strategy (www.science.nl)