We kunnen echter ook constateren dat er vaak discussies plaatsvinden over zogenoemde feiten. We zien veel napraten, zonder zelf na te gaan hoe het nu werkelijk is.
Enkele voorbeelden.
Verpleeghuiscasus
In 2016 sprak de toenmalige staatssecretaris van Volksgezondheid in het NOS Journaal over ‘rotte appelen’ onder de verpleeghuizen en publiceerde hij de zogenoemde zwarte lijst van elf verpleeghuizen. Deze verpleeghuizen waren ‘structureel en langdurig’ onder de maat. De staatssecretaris kondigde een interventieteam aan. In de Tweede Kamer werd uitgebreid gediscussieerd over deze zwarte lijst en dan vooral over ‘falende’ zorgbestuurders (zie Van Montfort, 2019, Essay II, pagina 58, e.v.). Drie maanden later waren zes verpleeghuizen weer van deze zwarte lijst afgevoerd en als normaal goed functionerend bevonden. Hoe is het mogelijk dat een verpleeghuis, dat wat betreft de kwaliteit van zorg structureel en langdurig ver onder de maat is, in drie maanden tijd – ook nog in de zomervakantie – van de zwarte lijst konden worden gehaald? En dan ook nog door de zittende bestuurders. Kortom, wat is de werkelijkheid?
Casus Sluiting Zuyderland Ziekenhuis in Heerlen
Er is recent een discussie ontstaan over de sluiting van het ziekenhuis in Heerlen. Omtzigt stelde in de verkiezingscampagne dat het ziekenhuis in Heerlen niet gesloten mocht worden. En Frans Timmermans liep mee met een demonstratie tegen de sluiting van het ziekenhuis in Heerlen. Maar de werkelijkheid is dat het ziekenhuis helemaal niet gesloten wordt. Er is alleen sprake van concentratie van de zwarespoedpatiënten naar de eigen locatie in Sittard en Geleen. Dat gaat om enkele procenten van het totaal aantal patiënten, die met adequate ambulances ook nog een betere behandeling kunnen krijgen dan in de huidige situatie. Volgens de raad van bestuur wordt de locatie in Heerlen een groot centrum voor dag-klinische patiënten. Kortom, wat is de werkelijkheid?
Casus Dramatische zorgkostenontwikkeling
In vele discussies is een centraal thema de dramatische zorgkostenontwikkeling, die bovendien andere collectieve uitgaven verdringt (het koekoeksjong-effect). Als we naar de cijfers kijken dan komen we echter tot andere conclusies (zie hoofdstuk II). Samenvattend kunnen we concluderen dat de zorgkostenontwikkeling in de afgelopen jaren redelijk beheerst is geweest. We geven nu circa 10 procent van het bnp uit aan zorg. De dramatische voorspellingen in het verleden zijn niet uitgekomen. Ook de (beleidsarme) ramingen van het CPB en de data uit het zeventiende rapport van de ambtelijke werkgroep Begrotingsruimte laten zien dat tot en met 2028 het percentage van het bnp iets boven de 10 procent uitkomt. Ook in het Rapport technische werkgroep macrobeheersing zorguitgaven (dec. 2023) worden deze cijfers gehanteerd. Ook voor de stelling dat de zorg het koekoeksjong is, is in dat rapport geen onderbouwing te vinden, eerder voor het omgekeerde. Dit wil niet zeggen dat er geen prioriteitenstellingsvraagstuk is. Dat is er immers altijd, of de ontwikkelingen in bepaalde sectoren nu wat mee- of tegenvallen. Maar wij pleiten ervoor dat deze afwegingsdiscussie op basis van feiten en goede data plaatsvindt. Kortom, wat is de werkelijkheid!?
Dit waren enkele voorbeelden. In Van Montfort (2022, hoofdstuk IV) is dat verder uitgewerkt. Ik wil nog eens herhalen dat er wel zeker problemen en knelpunten zijn in de zorg. Wachtlijsten voor patiënten, gebrekkige informatie aan patiënten, hoofdstuk niet alles is wat het lijkt. Er is (vaak terecht) geklaag over de sterk toegenomen registratie en administratievelastendruk. Natuurlijk zijn er grote personeelstekorten, een hoog ziekteverzuim en doorstroming. Ook over de personeelstekorten valt nog wel nuancering aan te brengen op basis van CBS-cijfers en wetenschappelijk onderzoek. We komen daar nog op terug. En ook al valt de zorgkostenstijging minder dramatisch uit dan wel wordt gezegd of verwacht, dan nog hebben we – zoals reeds opgemerkt – natuurlijk een prioriteitenstellingsvraagstuk over de keuzes waaraan we de collectieve uitgaven besteden.
Maar de oplossing van deze vraagstukken moeten we niet plaatsen in de context van verkeerde c.q. niet-juiste beelden. Nog veel belangrijker is dat we de oplossing van deze vraagstukken moeten plaatsen in de context van het zich continu ontwikkelende zorglandschap. Een zorglandschap dat verandert door de – voor het beleid van overheid en zorgverzekeraars en (soms/vaak zelfs) van instellingsbestuurders – min of meer autonome dynamiek in de zorg op de werkvloer.